Algemeen
Wat opbouw betreft, verschilt het Johannesevangelie van de overige evangeliën. Dit komt vooral door het speciale karakter van Johannes’ beschrijving, waarbij de nadruk veel meer ligt op het Goddelijke van de Here Jezus Christus, dan op het menselijke (zie verder onder ‘Doel en bestemming’).
Schrijver en ontstaan
We vinden in dit evangelie de naam van de schrijver niet terug. Zelfs de naam Johannes komen we in dit bijbelboek niet tegen als aanduiding voor deze discipel/apostel. Wel gaat het over andere personen die de naam Johannes dragen, zoals Johannes de Doper en Johannes, de vader van Simon Petrus. Zo zien we dat Johannes zich als schrijver geheel op de achtergrond houdt, daarmee Degene over Wie hij schrijft juist veel meer de eer gevend.
Wat wel voorkomt, is een omschrijving waarmee hij zichzelf aanduidt: “de discipel dien Jezus liefhad” (Joh. 13:23; 20:2; 21:7 en 20). Let wel, dat het hierbij gaat om het feit dat Jezus hem liefhad; vandaar dit woordje dien.
Naast dit evangelie heeft Johannes nog de drie Johannes-brieven en het boek Openbaring geschreven. Alleen in dit laatste bijbelboek noemt hij zijn naam: “Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om Zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden, en welke Hij door de zending van Zijn engel aan Zijn dienstknecht Johannes heeft te kennen gegeven” (Openb. 1:1).
De naam Johannes is de Griekse vorm van het Hebreeuwse Jochanan, wat ‘De HERE is genadig’ betekent.
Over het algemeen wordt aangenomen dat Johannes zijn evangelie schreef tegen het einde van de eerste eeuw. Hoewel anderen menen dat het juist wat eerder geschreven is.
Doel en bestemming
We zouden Johannes 2:11 kunnen nemen als korte omschrijving van het doel en de bestemming van dit evangelie: “… Hij heeft Zijn heerlijkheid geopenbaard, en Zijn discipelen geloofden in Hem”. Dit sluit ook aan bij hoofdstuk 1:14: “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de Eerstgeborene des Vaders, vol van genade en waarheid”.
Hoewel dit evangelie een universeel karakter heeft, moeten we – gezien dat wat in Galaten 2:9 over het apostelschap van Johannes gezegd wordt – toch aannemen dat zijn boodschap zich in de eerste plaats richtte op de besnedenen. Met name de door de Here verrichte tekenen (zie onder ‘Inhoud’) wijzen daar overigens ook op. De tekenen waren bestemd om Zijn heerlijkheid te openbaren. Hét moment waarop de heerlijkheid des HEREN in het bijzonder wordt geopenbaard, is Zijn wederkomst, wanneer Zijn heerlijkheid te midden van Zijn volk verschijnt.
Tegelijk mogen we constateren dat dit evangelie een brede kring van mensen aanspreekt. Aan de houding en staat waarin Israël zich bevindt en die juist in de tekenen geïllustreerd worden, ligt de zonde ten grondslag. En dat is immers niet alleen het probleem van Israël, maar van de gehele mensheid.
Dat vooral de Godheid van Christus centraal staat, blijkt meteen al aan het begin; door die plechtige woorden: “In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God”, etc. Hier geen geslachtsregister dat bestaat uit een opsomming van menselijke voorouders, maar meteen terug naar het begin.
Verder zijn de bekende ‘Ik ben’- uitspraken karakteristiek voor dit evangelie. Telkens klinkt in deze uitspraken de Naam van God (JHWH, Ik ben, Die Ik ben) door
Structuur
A. 1:1-28 De voorloper (Johannes de Doper)
B. 1:29-34 De doop met water
C. 1:35-4:54 Het koninkrijk
D. 5:1-6:71 De Koning
D. 7:1-11:54a De Koning
C. 11:54b-18:1 Het koninkrijk
B. 18:2-20:31 De doop in de dood (dood, begrafenis en opstanding)
A. 21:1-25 De opvolgers
Inhoud
De inhoud van het Johannesevangelie, waarin toch ook weer de boodschap aangaande het koninkrijk en de verwerping daarvan naar voren komt, is in grote lijnen opgebouwd aan de hand van de acht tekenen die erin genoemd worden.
Deze tekenen zijn als volgt opgebouwd:1
A. 2:1-11 De bruiloft te Kana
B. 4:46-54 De zoon van de hoveling
C. 5:1-18 De man die niet kon lopen
D. 6:1-15 De spijziging van de vijfduizend
D. 6:16-21 Jezus gaande over het meer
C. 9:1-41 De man die niet kon zien
B. 11:1-44 De broer van de zusters
A. 21:1-14 De vangst van de vissen
Kerntekst
“Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de Eerstgeborene des Vaders, vol van genade en waarheid” (hfdst. 1:14).
Theologische Thema’s
De apostel Johannes wil met zijn evangelie meer dan alleen feite over het leven van Christus Jezus aandragen. Hij wil allereerst aantonen dat Christus Jezus God is. Velen twijfelen in zijn tijd daaraan. Vervolgens legt Johannes de nadruk op de mens Christus Jezus. Hij wordt geboren, leeft op aarde, eet en drinkt, wordt moe, lijdt en sterft. Deze nadruk is noodzakelijk, omdat bepalende filosofen uit die tijd van mening zijn dat Christus Jezus alleen als geest door de wereld gaat. Hij heeft nooit deelgehad aan het leven hier op aarde. De apostel benadrukt dat alleen een mens van vlees en bloed de mens kan redden. Hij laat een hechte en warme relatie tussen Hem en Zijn leerlingen. Christus Jezus is:
* De goede herder en de mens is Zijn schaap,
* De deur waardoor de mens het eeuwig leven krijgt,
* Het brood van het leven, die de mens echt voedt en alle honger stilt,
* Het levende water, dat alle dorst van de mens lest,
* De wijnstok en de mens de ranken.
Met deze beelden wil Johannes laten zien, dat de mens niets kan doen zonder Christus Jezus. Wanneer de mens daarvan bewust is, zal zijn vreugde volmaakt zijn (15:11).