Algemeen

Evenals dat met de eerste brief aan de Thessalonicenzen het geval is, staat ook deze tweede brief vooral bekend om de dingen die er in geschreven staan met betrekking tot de toekomst. Het grootste deel van hoofdstuk 1 en 2 gaat over dat wat er in de toekomst gaat gebeuren. Een toekomst die in de tijd dat deze brief werd geschreven zeer aanstaande was en verwacht werd! Het gaat over de openbaring van Christus, Zijn aanwezigheid en de dag des Heren, de afval en de wetteloosheid, de wederhouder en de komst van de wetteloze. Allerlei zaken die de Thessalonicenzen zeer bezighielden.

Schrijver, ontstaan en bestemming

Het zijn Paulus, Silvanus en Timotheüs die als afzenders van deze brief in het openingsvers staan. Over het algemeen wordt aangenomen dat Paulus de brief niet al te lang na de eerste verzonden heeft. Zie wat betreft de zaken die we gewend zijn onder het kopje ‘Schrijver, ontstaan en bestemming’ te vermelden, het voorgaande gedeelte over de eerste Thessalonicenzen brief. Wat daar staat, geldt grotendeels ook voor deze tweede Thessalonicenzen brief.

Structuur

A. 1:1 en 2 Briefstijl en inleiding. Genade en vrede.
B1. 1:3a Dankzegging.
B2. 1:3b-5 Reden: hun geloof, liefde en volharding.
B3. 1:6-10 Het verkrijgen van rust en heerlijkheid.
B4. 1:11 Gebed voor de Thessalonicenzen.
B5. 1:12a Dat de Naam des HEREN verheerlijkt worde …
B6. 1:12b … en zij in Hem verheerlijkt worden.
B7. 2:1-12 Waarschuwing.
B1. 2:13a Dankzegging.
B2. 2:13b Reden: hun redding.
B3. 2:14 en 15 Het verkrijgen van heerlijkheid.
B4. 2:16-3:1a Gebed voor Paulus.
B5. 3:1b-4 Dat het Woord verheerlijkt worde …
B6. 3:5 … en hun harten op Gods liefde gericht mogen zijn.
B7. 3:6-15 Waarschuwing.
A. 3:6-15 Briefstijl en afsluiting. Genade en vrede.

Doel en inhoud

Het doel dat Paulus met deze brief heeft, wordt vooral aan het begin van het tweede hoofdstuk beschreven.
Er waren zogenaamde geestesuitingen en predikingen die grote ontrust veroorzaakten onder de Thessalonicenzen. Er circuleerden zelfs brieven waar iemand Paulus’ naam onder had gezet. De Thessalonicenzen leefden in de tijd waarin de wederkomst van Christus (dat is: Zijn openbaring!) aanstaande was. Alles stond in het licht van die komst. Dat het allemaal langer zou gaan duren, weten wij nu, maar dat was ten tijde van het schrijven van deze brieven nog niet geopenbaard. Echter alles wat er gebeuren zou, zou (en zal!) wel in een bepaalde volgorde geschieden. De – nog niet zo lang geleden tot geloof gekomen – gelovigen te Thessaloniki werden bestookt met uitingen die van God afkomstig leken, maar dat niet waren. Daardoor leefden zij in de veronderstelling dat de dag des HEREN al aanbrak (hfdst. 2:2). Paulus noemt in vers 1 en 2 drie dingen die direct met de openbaring van Christus te maken hebben:
– de komst (Grieks: parousia; zie gedeelte over de eerste Thessalonicenzen brief) van onze Here Jezus Christus;
– onze vereniging (Grieks: episunagoogee, toe vergadering) en
– de dag des HEREN.
Maar met deze drie aspecten maakt Paulus meteen duidelijk dat vóór het zover is, eerst de afval moet komen en de mens der wetteloosheid zich moet openbaren (vs. 3 en 4). Deze beide begrippen (‘afval’ en ‘openbaring van de mens der wetteloosheid’) zijn twee aspecten van dezelfde zaak. Met de ‘afval’ wordt hier gewezen op (een deel van) het volk Israël dat van haar verbondspositie, als vrouw van de HERE, afvalt. Door de hele Bijbel heen zien we dat daar waar Israël afvalt van de HERE, zij dat doet door andere ‘goden’ achterna te lopen. Dit laatste heeft met de wetteloze te maken die zich in de tempel zet en zich daar zal laten aanbidden (en wel door een gedeelte van het volk van Israël). Wanneer deze dingen zich voor de laatste keer zullen afspelen, is de tijd aanbeland in de periode die wel de laatste jaarweek van Daniël genoemd wordt en daarvan dan weer de laatste helft: de tijd van grote verdrukking. Die tijd en de gebeurtenissen ín die tijd moeten eerst plaatsvinden en dan zal de komst (= aanwezigheid) van de Here Jezus, de toe vergadering tot Hem en de dag des HEREN aanbreken, zo schrijft Paulus. In deze dingen spreekt hij dus niet over de hoop en verwachting van het lichaam van Christus, maar wel over de hoop van de gelovigen in de Handelingentijd en van gelovigen die in de toekomst deze dingen mee zullen maken. Zij zullen reikhalzend uitzien naar de verlossende openbaring van Christus (zie hfdst. 1:5-10).

Kerntekst

“Maar wij verzoeken u, broeders (…) dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert …” (hfdst. 2:1 en 2).

Theologische thema’s

De apostel Paulus begint deze gemeente moed te geven, midden in vervolgingen. Zij zijn geroepen om zich waardig te gedragen voor het koninkrijk van God. Als zij volhouden, zullen zij bij de terugkeer van Christus Jezus verlost en getroost worden, terwijl de verdrukker de hand van het oordeel van God zal voelen. Bij de terugkeer zal Christus Jezus worden verheerlijkt in Zijn heiligen en iedereen uitbannen die het evangelie niet aanvaarden (1:5-12).
De apostel schrijft dat de terugkeer van Christus Jezus niet zal plaatsvinden voor er nog andere dingen zijn gebeurd. Het is een misvatting dat de terugkeer los van het totale plan van God zal plaatsvonden. Er gaat een tijd van algemene afval aan vooraf, de openbaring van de wetteloze mens (2:3), de antichrist genoemd. Deze zal streven naar universele macht. In de geest is deze al werkzaam, maat hij zal zich totaal openbaren voordat het einde komt. Pas daarna zal de Christus Jezus terugkomen om hem de vernietigen (2:8).
Na deze uitleg schrijft de apostel Paulus nog enkele praktische vermaningen. De terugkeer van Christus Jezus mag ons niet:
* Lui,
* Arrogant,
* Immoreel maken.

Maar ons:
* IJverig,
* Nederig,
* Zuiver maken.

Wij dienen niet moe te worden van het doen wat goed is (3:6-13).