Algemeen

Samen met de brief aan Filemon en de brief aan Titus zijn de Timotheüsbrieven door Paulus geschreven aan personen; niet direct aan gemeenten. Met name de brieven aan Timotheüs en Titus worden (overigens pas sinds de 19e eeuw) ook wel de ‘pastorale’ of ‘herderlijke’ brieven genoemd. Deze benaming is aan deze brieven gegeven vanwege de herderlijke toon met betrekking tot allerlei aanwijzingen die gegeven worden inzake de leiding van de gemeente. Deze drie brieven behoren samen met de brief aan Filemon en de drie gemeentelijke brieven (die aan de Efeziërs, de Filippenzen en de Kolossenzen) tot de latere brieven van Paulus. De meeste bijbeluitleggers zijn het erover eens dat de drie brieven aan Timotheüs en Titus zelfs de drie allerlaatste door Paulus geschreven brieven zijn. Chronologisch gezien staan ze dus het dichtst bij ons.

Schrijver, ontstaan en bestemming

De eerste twee verzen van 1 Timotheüs laten ons direct zien, dat Paulus schrijft aan Timotheüs. Timotheüs bevindt zich op dat moment in Efeze (hfdst. 1:3). Ditzelfde vers suggereert dat Paulus mogelijk in Macedonië was, ten tijde van het schrijven van de brief. Anderen menen dat de brief geschreven is vanuit Laodicea, de voornaamste stad in Frygie Pacatania.
Het is dus een brief die aan één persoon gericht is en daarom een persoonlijk karakter draagt. De slotgroet van de brief staat echter in het meervoud (“De genade zij met ulieden“), zodat we mogen zeggen dat de boodschap niet slechts voor Timotheüs bestemd is.
Over het algemeen wordt aangenomen dat de brief ergens in de jaren 62 – 64 geschreven is; dat is na Paulus’ eerste gevangenschap in Rome en dus na Handelingen. Sommigen menen dat de brief zelfs in 67 na Christus geschreven is.

Structuur

A. 1:1 en 2 Lofprijzing.
B. 1:3-20 Vermaning. Praktisch.
C. 2:1-3:13 Onderricht en discipline.
D. 3:14 en 15 Voorgenomen komst en de tijd tot die komst.
E. 3:16 Het geheimenis van de godsvrucht.
E. 4:1-12 Het geheimenis van de ongerechtigheid.
D. 4:13-16 Voorgenomen komst en de tijd tot die komst.
C. 5:1-6:2 Onderricht en discipline.
B. 6:3-21a Vermaning. Praktisch. Dankzegging.
A. 6:21b Lofprijzing.

Doel en inhoud

Behalve dat Paulus met deze brief niet alleen Timotheüs op het oog had, is er wat dit betreft nog iets. Hij noemt Timotheüs: “mijn waar kind in het geloof” (hdfst. 1:2) en zo beschrijft hij Titus ook (Tit. 1:4). Dat Paulus hen zo omschrijft, houdt in dat zij door zijn getuigenis de Heer hebben leren kennen. Vergelijk bijvoorbeeld Filemon 10. Ergens heeft dit een typologische betekenis: het lichaam van Christus is in bepaald opzicht ook een ‘waar kind’ van Paulus! Natuurlijk, het gaat allemaal uit van de Here Zelf en Hij is onze hemelse Vader, maar Paulus is daartoe het middel in Zijn handen. De boodschap van Paulus is nu binnen Gods plan de geldende boodschap en feitelijk is het die boodschap waar je deel aan krijgt als je tot geloof komt. De naam ‘Timotheüs’ betekent: ‘Godvrezende’ of ‘(tot) eer van God’ (vergelijk wat er over de gemeente staat in Efe. 1:6, 12 en 14).
Vóór alles is de eerste Timotheüsbrief (en dat geldt ook voor 2 Timotheüs en Titus) een brief die Paulus richt tot zijn medewerker Timotheüs. Deze jongere broeder in het geloof vergezelde Paulus al geruime tijd in diens bediening (al vanaf Hand. 16:1-3) en was inmiddels een getrouw medewerker gebleken van de apostel.

Paulus schrijft diverse indrukwekkende gedeelten in deze brief. Denk bijvoorbeeld aan hoofdstuk 1:12-17, waar hij Christus Jezus dank brengt dat Hij Zich om hem ontfermd heeft. Paulus beschrijft in deze verzen hoe onnoemelijk groot Gods genade is en hoe een grote zondaar hij zelf is.
In hoofdstuk 2 en 5 staan concrete instructies met betrekking tot onze houding ten opzichte van de wereld om ons heen en zaken waar gelovigen aan zouden moeten voldoen. Hoofdstuk 3 bevat aanwijzingen voor de leiding van de plaatselijke gelovigen. Zonder te oordelen over hoe het er inmiddels na tweeduizend jaar christendom in de praktijk aan toe gaat, zou de christelijke kerk veel dichter bij de waarheid staan, wanneer opzieners en diakenen op grond van dat wat hier staat, zouden worden bevestigd. Zeker wanneer hier bovendien de ‘kwalificaties’ uit Titus 1:5-9 in worden meegenomen. Waar zijn bijvoorbeeld de oudsten die nog weten wat de “gezonde leer’ is (Tit. 1:9)?
In 1 Timotheüs 4 verwijst Paulus naar wat er later in de bedeling van het geheimenis zal gebeuren. In hoofdstuk 6 doet Paulus een emotionele oproep aan Timotheüs (en ons!) zich verre te houden van allerlei onreinheid, winstbejag, holle klanken en zogenaamde kennis en de goede strijd des geloofs te strijden.

Kerntekst

“Strijd de goede strijd des geloofs, grijp het eeuwige leven, waartoe gij geroepen zijt en de goede belijdenis afgelegd hebt voor vele getuigen” (hfdst. 6:12).

Theologische thema’s

Met een korte omschrijving van wie Christus Jezus is, geeft de apostel Paulus een aantal hoofdzaken van het geloof (3:16). Geloven is een diep mysterie. Alleen God heeft het totale overzicht. Het is de taak van de christen God te vertrouwen en ons geen zorgen te maken over de dingen die de christen niet in zijn hand heeft. De menswording en opstanding van Christus Jezus vormen het hoofdthema van ons geloof. Wanneer Christus Jezus voor eeuwig één blijft met God de Vader, in Zijn heerlijkheid, betekent dat voor de mens eeuwige dood. Uit liefde verlaat Hij tijdelijk de hemel om de redding te brengen voor de mens. De samenvatting van de apostel, met betrekking tot de leer, houdt op bij de hemelvaart van Christus Jezus en de verkondiging van het evangelie aan deze wereld. De apostel herhaalt ook andere punten van geloof, zoals de plaats van het gebed, de opstanding van Christus Jezus, het wezen van God en het heil door in de dood van Christus Jezus.
De praktische onderwerpen hebben betrekking op het openbare, gemeentelijk leven en het privé-bestaan. Het eerste onderwerp dient door iedereen die een functie vervult of wil uitoefenen in de gemeente, goed te worden bestudeerd. De apostel Paulus somt de eisen op die aan oudsten en diakenen moeten worden gesteld. Voor iedereen is de hoofdeis toewijding in hart en leven, ongeacht de onderlinge verschillen. Het gegeven dat de christengemeente functies kent, laat zien dat er behoefte is aan orde en regelgeving. Zoals een gezin en bedrijven leiding en regels nodig heeft, zo kan de gemeente niet zonder door de Heilige Geest vervulde leiders. Deze aanwijzingen op het gebied van het leven van de christen hebben betrekking op de menselijke relaties en het gedrag.
Er zijn opmerkingen over kinderen, ouders, het huwelijk en de plaats van dienaren.
Veel nadruk valt op de juiste hantering van de persoonlijke vrijheid.
De apostel Paulus duldt niet dat sommige christenen uitmaken hoe anderen dienen te leven.
De christen dient zelf te beslissen wat hij eet of drinkt, of hij trouwt of niet, hoe hij zij zaken regelt (4:1-10).
De christen dient de diepste menselijke behoeften in acht te nemen, want GOD schept deze in de mens.
Maar de christen moet er voor waken, dat deze de christen gaat overheersen, om gulzigaards, dronkaards en overspeligen van ons te maken.
Alles dient zijn rechtmatige plaats te krijgen in ons leven, in een nederig leven onder leiding van de Heilige Geest.