Algemeen

Met de brief van Judas zijn we aangekomen bij de laatste van de zogenaamde ‘algemene zendbrieven’. Evenals dat met de andere ‘algemene zendbrieven’ het geval is, geldt ook voor de brief van Judas dat deze met name gericht is aan lezers met een Joodse/Israëlitische achtergrond; niet zomaar aan christenen in het algemeen.

Schrijver, ontstaan en bestemming

De brief begint met de woorden “Judas, een dienstknecht van Jezus Christus en een broeder van Jakobus”. Daarmee is duidelijk dat Judas de schrijver is. Hij omschrijft zich als “een broeder van Jakobus”. Hiermee verwijst hij naar het feit dat hij een broer was van de schrijver van de Jakobusbrief. Net als Jakobus is hij daarom ook een (half)broer van de Here Jezus (Matt. 13:55); beide broers hadden wel dezelfde moeder (Maria), maar de vader van Jakobus en Judas was Jozef, terwijl de Here Jezus de Zoon van God is. Evenals Jakobus wist Judas wie zijn halfbroer in werkelijkheid was en daarom noemt (ook) hij zich “een dienstknecht van Jezus Christus” en erkent hij dat Hij “onze enige Heerser en Here” is (vs. 4b).
Over het algemeen wordt aangenomen dat deze brief omstreeks dezelfde tijd als de Jakobusbrief geschreven is en wel in het jaar 46.
De brief is gericht “aan de geroepenen, die in God, de Vader, geliefd en voor Jezus Christus bewaard zijn” (vs. 1). De inhoud van de brief lijkt erg veel op die van hoofdstuk 2 van de tweede Petrusbrief; of eigenlijk lijkt dat hoofdstuk veel op deze brief, omdat Petrus zijn brieven waarschijnlijk later schreef. Hierdoor ligt het voor de hand dat Judas dezelfde doelgroep aanschrijft: Israëlieten die in de verstrooiing leefden. Dit wordt nog versterkt door Judas’ oproep aan zijn lezers, zich de woorden te herinneren die “door de apostelen van onze Here Jezus Christus” gesproken zijn (vgl. 2 Pet. 3:1 en 2). Vergelijk ook Judas 18 met 2 Petrus 3:3.

Structuur gehele brief

A. 1 en 2 Groet.
B. 3 Aansporing.
C. 4 Goddelozen die Jezus Christus verloochenen.
D. 5a Herinnering aan het werk van verlossing door de Heer.
E. 5b-16 Vergelding.
D. 17 Herinnering aan de woorden van de apostelen van de Here Jezus Christus.
C. 18 en 19 Goddelozen die scheuring brengen.
B. 20-23 Aansporing.
A. 24 en 25 Lofprijzing.

Doel en inhoud

Zoals onder ‘Schrijver, ontstaan en bestemming’ al naar voren kwam, is de overeenkomst met de tweede Petrusbrief opmerkelijk. En net als bij de tweede Petrusbrief is ook voor Judas het voornaamste doel de gelovigen te herinneren aan het werk van de Heer en de woorden van de apostelen. Het grootste deel van de brief (vs. 5b-17) is heel waarschuwend van karakter; dit deel vormt het hoofddeel van de brief (zie structuur). De reden daartoe is dat er binnen de kring van gelovigen mensen waren binnengeslopen die de genade van God veranderden in losbandigheid en de Here Jezus Christus verloochenden. “Goddelozen”, zo omschrijft Judas ze (vs. 4) en later typeert hij ze met “natuurlijke mensen, die de Geest niet hebben” (vs. 19).
Hij spoort de gelovigen aan zich te bewaren “in de liefde Gods” door zichzelf op te bouwen in hun “allerheiligst geloof en door te bidden in heilige geest” (vs. 20).
Judas vergelijkt deze ‘binnengeslopen verleiders’ en hun werken met voorbeelden vanuit het Oude Testament. De lezers van deze brief moeten dus van de inhoud van het Oude Testament op de hoogte geweest zijn. In dit verband noemt Judas de engelen, die gemeenschap zochten (en vonden!) met de dochters van de mens (Gen. 6), Sodom en Gomorra, Kaïn, Bileam, Korach en degenen waarover Henoch profeteerde. Daarmee worden deze “dromenzieners” (vs. 8) in een illustere rij van voorgangers gezet en blijken ze alles te maken te hebben met Gods tegenstander en diens werken der duisternis.

Kernteksten

“Hem nu, Die u voor struikelen kan behoeden en onberispelijk doen staan voor Zijn heerlijkheid in grote vreugde, de enige God, onze Heiland, zij door Jezus Christus, onze Here, heerlijkheid, majesteit, kracht en macht vóór alle eeuwigheid, èn nu èn in alle eeuwigheden! Amen” (vs. 24 en 25).

 

Theologische thema’s

Drie thema’s komen in deze korte brief aan de orde.

Ten eerste wil Judas de christenen waarschuwen tegen dwaalleraren, die het evangelie misbruiken voor eigen doeleinden. Niet iedere christen luistert, maar hij is er zeker dat zij hun vertrouwen alleen schenken aan mensen die dat vertrouwen waard zijn.

Ten tweede spoort Judas de christenen aan zich verantwoordelijk te voelen voor het evangelie en het zo nodig te verdedigen. De christenen dienen in staat te zijn gefundeerd en overtuigd uit te spreken wat zij geloven.

Ten derde geeft Judas een reeks van vermaningen over het leven als christen. Christenen dienen zichzelf op te bouwen in het geloof door te:
* Bidden in de Heilige Geest,
* Wachten tot de genade van Christus Jezus zich openbaart,
* Zich verre te houden van het immorele leven van die tijd.

Dat alles kunnen zij, omdat Christus Jezus hen voor dwaling behoedt. Hij is de Heer en Verlosser, die door Zijn Goddelijke Majesteit, Kracht en Macht ons beschermt tegen alle kwaad.