Algemeen

De Hebreeënbrief vinden we in onze Bijbel tussen de brieven van Paulus en de ‘algemene zendbrieven’. Het is een lange brief, waarin de schrijver ervan uitgaat dat zijn lezers bekend zijn met het Oude Testament. Hoewel het briefhoofd mist, wordt uit het einde duidelijk dat we wel degelijk met een brief van doen hebben.

Schrijver, ontstaan en bestemming

Zoals onder ‘Algemeen’ al opgemerkt, vinden we aan het begin van deze brief geen gegevens over wie de schrijver is en aan wie deze brief is gericht. Om met het laatste te beginnen: het is onmiskenbaar een brief die gericht is aan het Hebreeuwse volk. Dat is het nageslacht van Abraham, de eerste mens die in de Bijbel een Hebreeër genoemd wordt (Gen. 14:13). In Hebreeën 2:10-17 worden zeven verschillende omschrijvingen gebruikt om deze doelgroep aan te duiden: vele zonen; zij, die geheiligd worden; broeders; gemeente; kinderen; nageslacht van Abraham en het volk. Al in het eerste vers van de brief zien we dat het over de “vaderen” gaat en over “ons” (nl. de nakomelingen van die vaderen) tot wie de Here had gesproken door middel van de profeten en de Zoon. Overigens blijkt uit de brief dat het niet altijd gelovige Hebreeën zijn, tot wie de schrijver zich richt.
Hoewel er heel wat suggesties gedaan zijn over wie de schrijver van de Hebreeënbrief geweest is, lijkt het het meest voor de hand te liggen dat dit Paulus geweest is. De Statenvertalers hebben in het opschrift van de brief zijn naam zelfs gewoon vermeld als schrijver. Is Paulus werkelijk de schrijver, dan betekent dit dat hij zeven vroegere brieven (inclusief deze) heeft geschreven en zeven latere. Daarnaast zijn er dan nog de zeven algemene brieven en de zeven zendbrieven in Openbaring 2 en 3. Op zich wel een evenwichtig geheel dus …
Toch mogen we niet voorbijgaan aan het feit dat Paulus’ naam juist niet vermeld staat. Hierdoor kan de boodschap van deze brief niet automatisch worden opgenomen in de boodschap die Paulus had voor de heidenen, laat staan in die van het lichaam van Christus.
De brief is in ieder geval geschreven vóór de verwoesting van de tempel, want in hoofdstuk 10:11 laat de schrijver zien dat de priesterdienst nog steeds gaande was. De uitnodiging om toch vooral tot het heil in te gaan (hfdst. 3:12 en 4:1 e.v.), maakt deze brief tot een typische ‘Handelingentijdbrief’ (vgl. ook Hebr. 2:3 en 4). Mogelijk moeten we denken aan het jaar 54.

Structuur gehele brief

A. 1:1-2:18 Leerstellige inleiding.
B. a. 3:1-4:13 De zending van Christus.
b. 4:14-16 Algemene toepassing. “Daar wij nu … hebben …” (vs. 4:14).
B. a. 5:1-10:18 Het priesterschap van Christus.
b. 10:19-12:29 Bijzondere toepassing. “Daar wij dan … bezitten …” (hfdst. 10:19).
A. 13:1-25 Praktische afronding.

Doel en inhoud

Behalve dat in deze brief de dringende aansporing aan de Hebreeën naar voren komt om tot het heil in te gaan en niet ongelovig te blijven, bevat deze brief een prachtig en rijk getuigenis aangaande de Here Jezus; namelijk dat Hij – en wat Hij gebracht heeft – hoger, beter en volmaakter is. Wie deze brief doorbladert, komt deze dingen vanzelf tegen. In hoofdstuk 1 en 2 zien we de Zoon in Zijn hogere positie dan de engelen. In hoofdstuk 3 zien we Hem met een grotere heerlijkheid dan Mozes. Hoofdstuk 4 beschrijft Hem als de ware Jozua, Die Zijn land in de werkelijke rust zal brengen. Hoofdstuk 4-8 laat Christus zien in Zijn hoedanigheid als priester: hoger en van een geheel andere orde dan het Levitische priesterschap; en niet van het oude verbond, maar van het nieuwe. In Hebreeën 9 komt het betere heiligdom aan de orde, terwijl in hoofdstuk 10 het volmaakte offer – dat van het lichaam van Jezus Christus – beschreven wordt.
Vanaf hoofdstuk 10:19 dringt de schrijver, dan met beroep op deze dingen, erop aan toch vooral te wandelen in het geloof (denk aan het belangrijke elfde hoofdstuk over de geloofsgetuigen), waarna nogmaals een dringende oproep richting het Hebreeuwse volk, het nageslacht van Abraham, gedaan wordt.
Al met al is de Hebreeënbrief een rijke bron met heel veel informatie en uitleg over Gods werk met Zijn volk, in het kader van het nieuwe verbond.

Kerntekst

“Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder des geloofs …” (hfdst. 12:2a).

Theologische thema’s

Het eerste thema gaat over Christus Jezus en Zijn waardigheid. De apostel Paulus wil, de Joodse christenen die twijfelen, laten zien dat er geen alternatief is. Wie is er een beter mens dan Christus Jezus? Christus Jezus is een directe afspiegeling van God. Hij is boven Mozes en Aáron verheven, en zelfs boven de Engelen.

Het tweede thema. Het Oude Verbond wordt tegenover het Nieuwe Verbond gesteld. Het Oude Verbond is goed en heeft haar doel gediend. De tijd van het oude is nu voorbij. Hoe kan een christen ertoe komen terug te gaan naar het oude volk die God heeft verlaten? Nu is het de tijd dat de christen zich richt op Christus Jezus en naar Hem toegaan.

Het derde thema. De apostel vergelijkt het priesterschap van Christus Jezus met het oude priesterschap van Jeruzalem. Christus Jezus zit aan de rechterhand van God en pleit onophoudelijk en altijd voor de christen. Hij weet wat het betekent om mens te zijn en pleit met volledig begrip bij God de Vader. De christen verschijnt zonder angst voor de troon van genadige God en zal daar altijd hulp krijgen.

Het vierde thema. Standvastigheid is belangrijk. Afhaken en terugvallen, zoals de voorvaderen hebben gedaan, is gemakkelijk. Dat hoeft mag niet gebeuren, als het volk van God moedig standhoudt.

Het vijfde thema. Hier wordt de heerlijkheid van het geloof breed uitgemeten met vele voorbeelden van hen die vasthouden aan het geloof. In hoofdstuk 11 wordt uiteengezet dan zij die volhouden, worden gesterkt door hun geloof in de levende God. In hoofdstuk 12 & 13 worden instructies gegeven voor het leven van een christen in de praktijk.

De brief aan de Hebreeën vormt een complete verdediging van het geloof van de christenen tegen de mensen die het willen afbreken of ergens anders hun heil zoeken.