De Bijbel is duidelijk dat er maar één God is, en dat deze God de God van Israël is. Andere goden zijn of valse goden of zijn ondergeschikt aan de ene ware God. Dit komt overal in de Bijbel voor, van het Oude Testament tot het Nieuwe Testament. In het Oude Testament zegt God herhaaldelijk tegen het volk van Israël dat ze geen andere goden voor Hem mogen hebben. In het Nieuwe Testament maakt Jezus Christus duidelijk dat Hij de enige weg naar de Vader is en dat er geen andere manier is om God te leren kennen. Dit in tegenstelling tot de vele valse goden die mensen aanbidden.
De Hebreeuwse Bijbel, ook bekend als het Oude Testament, benadrukt vaak het unieke karakter van de God van Israël en zijn exclusieve relatie met de Israëlieten. De God van Israël wordt afgeschilderd als de schepper van het universum, de heerser van alles en degene die een verbond sloot met de Israëlieten.
Er zijn enkele overeenkomsten tussen het christendom en andere religies, maar er zijn ook veel verschillen. Het christendom leert dat er maar één God is, die volmaakt en heilig is. Andere religies leren vaak dat er veel goden zijn, of dat er helemaal geen God is. Het christendom leert ook dat Jezus Christus de enige manier is om God te kennen en gered te worden van de zonde. Andere religies leren dit niet.