Algemeen

Dit eerste boek van het Nieuwe Testament behoort tot wat men noemt: de synoptische evangeliën (Mattheüs, Marcus en Lucas). ‘Synoptisch’ wil zeggen dat deze evangeliën min of meer vanuit hetzelfde standpunt geschreven zijn. Vele gebeurtenissen tijdens het optreden van de Here Jezus vinden we in elk van deze evangeliën beschreven. In dat opzicht neemt het evangelie van Johannes een meer aparte plaats in, waarin vooral de Goddelijke kant van de Heiland wordt beschreven. Toch vormen deze vier evangeliën een eenheid in hun beschrijving van de Here Jezus tijdens Zijn dienst op aarde. Hierbij wordt Hij getoond vanuit vier verschillende ‘gezichtshoeken’. Het Mattheüs evangelie behoort met het boek Handelingen wat het aantal hoofdstukken betreft tot de grootste bijbelboeken van het Nieuwe Testament.

Schrijver en ontstaan

Mattheüs; zijn naam betekent: Gift van de HERE.
Mattheüs was, voor hij door de Heer geroepen werd, tollenaar (Matt. 9:9). Dat was een belastinginner namens de Romeinse overheersers. Hij behoorde tot de twaalf apostelen (Matt. 10:2 en 3). De overige teksten waar zijn naam voorkomt, zijn: Marcus 3:18; Lucas 6:15 en Handelingen 1:13.
Het tijdstip van ontstaan van dit evangelie ligt waarschijnlijk rond het jaar 60 na Christus.

Doel en bestemming

Door dit gehele evangelie heen wordt duidelijk dat de Heer naar voren komt als de door God aangestelde Koning, de Messias/Christus des HEREN. Psalm 2 zegt: “Ik heb immers Mijn Koning gesteld over Sion, Mijn heilige berg” (vs. 6). Juist omdat het koningschap vooral betrekking heeft op het volk Israël is de boodschap van dit evangelie met name bestemd voor dit volk. Aan hen werd het koninkrijk gepredikt en door hen werd de Koning verworpen. Eenmaal zal Hij echter door het gelovig overblijfsel van het volk ontvangen worden met de woorden “Gezegend Hij, Die komt in de Naam des Heren!” (Matt. 23:39b).
De bestemming voor het gelovig overblijfsel blijkt ook uit bijvoorbeeld hoofdstuk 16 en het slot van dit evangelie waar we de opdracht vinden de volken (Grieks: ethnee, in het Nieuwe Testament ook vertaald met ‘heidenen’) tot discipelen te maken. Het gebruik van ‘heidenen’ geeft meteen het onderscheid aan ten opzichte van degenen die de heidenen de boodschap moeten verkondigen (vgl. ook Matt. 10:5 en 6).

Structuur

A. 1:1-2:23 Wat er gebeurde vóór de bediening van de Here Jezus
B. 3:1-4 De voorloper (Johannes de Doper)
C. 3:5-17 De doop met water
D. 4:1-11 De verzoeking in de woestijn
E. 4:12-7:29 Het koninkrijk
F. 8:1-16:20 De Koning
F. 16:21-20:34 De Koning
E. 21:1-26:35 Het koninkrijk
D. 26:36-46 De strijd in de hof
C. 26:47-28:15 De doop in de dood (vgl. 20:22) (dood, begrafenis en opstanding)
B. 28:16-18 De opvolgers
A. 28:19 en 20 Wat er gebeurde na de bediening van de Here Jezus

Inhoud

De structuur van het Mattheüs evangelie laat zien dat de centrale boodschap van dit evangelie te maken heeft met het koninkrijk (de punten E, F, F en E), dat op aarde gevestigd zou worden. Het grootste gedeelte van dit evangelie wordt daardoor in beslag genomen. In hoofdstuk 4:17 staat: “Van toen aan begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen”. Vervolgens lezen we het verslag van de Bergrede (hfdst. 5-7),
In hoofdstuk 10 zendt de Here de twaalf apostelen uit met de woorden: “Gaat en predikt en zegt: Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (vs. 7).
Het bekende dertiende hoofdstuk bevat de acht gelijkenissen waarmee de Heer Zijn discipelen de “geheimenissen van het koninkrijk der hemelen” te kennen gaf (vs. 10 en 11). In Mattheüs 17 vinden we de verheerlijking op de berg, waar de Heer Zijn koninklijke heerlijkheid toont (vgl. ook 2 Pet. 1:16-18).
Ook aan het slot van het centrale gedeelte over het koninkrijk vinden we een bergrede, en wel in hoofdstuk 24, de rede der laatste dingen, uitgesproken door de Heer op van de Olijfberg (vs. 3). ‘Bergen’ zijn in de Bijbel symbolisch voor koninkrijken. De uitdrukking ‘berg des HEREN’ in de Bijbel heeft dan ook alles te maken met het koninkrijk van God.
De gehele boodschap van het koninkrijk, die eerst door de Heer werd verkondigd, werd kracht bijgezet door tekenen, wonderen en krachten (Hebr. 2:3 en 4).

Enkele kernteksten

“Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (hfdst. 3:2) en
“En dit evangelie van het koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn” (hfdst. 24:14).

Theologische Thema’s

Mattheüs heeft ook een theologische reden om zijn boek te schrijven. Bepaalde elementen en vraagstukken krijgen aandacht in zijn boek. Allereerst realiseert hij het belang van het Oude Testament, met name de profetieën. Door het leven van Christus Jezus worden deze vervuld.
In het hele Oude Testament wordt deze periode voorzegt. Mattheüs laat zien dat deze aankondigingen letterlijke gebeurtenissen rond Christus Jezus zijn:
* De geboorte,
* De gebeurtenissen,
* De wonderen,
* De predikingen,
* De arrestatie,
* De dood,
* De opstanding.

Mattheüs wil zijn Joodse lezers ervan overtuigen dat Christus Jezus de vervulling is van hun geschiedenis en verwachting. Christus Jezus is de Messias die zij verwachten, zoals de eerste regel uit dit boek laat zien: De zoon van David, de zoon van Abraham.
Grote nadruk legt Mattheüs op het feit dat Christus Jezus uit het Joodse volk voortkomt.
Zijn boodschap is universeel, ook bestemd voor de niet-Joodse mensen. Dat is de reden van de vermelding van:
* De wijzen uit het Oosten die op bezoek komen na de geboorte van Christus Jezus,
* De toelating van de niet-Joodse mensen in het Koninkrijk,
* De opdracht het evangelie te verkondigen aan alle mensen in deze wereld.

Een andere kernpunt is de stichting van de christengemeenschap en de wijze waarop problemen dienen te worden behandeld. Tenslotte neemt de leer van Christus Jezus een vooraanstaande plaats in. Een belangrijk deel van dit boek is gewijd aan de fundamentele woorden van Christus Jezus over het leven, (5:3-7:27; 10:5-42; 13:3-52; 18:3-35; 24:4-25:46).