De wonderen van Jezus Christus zijn gebeurtenissen die plaatsvonden tijdens zijn bediening die zijn goddelijkheid aantoonden. Sommige van deze wonderen omvatten het genezen van zieken, het veranderen van water in wijn en het opwekken van doden. Deze wonderen dienden om te bewijzen dat Jezus de Zoon van God was en de macht had om de mensheid van hun zonden te redden.
Op een dag liep Jezus langs de weg toen hij een man op de grond zag liggen, ziek en hulpeloos. Jezus had medelijden met de man en genas hem. De man was Jezus zo dankbaar voor het herstel van zijn gezondheid. Terwijl Jezus zijn reis vervolgde, kwam hij een bruiloftsfeest tegen. De wijn was op en de gastheer was in paniek. Jezus schoot te hulp en veranderde water in wijn, waarmee hij het bruiloftsfeest redde.
Later ging Jezus een synagoge binnen waar hij een man zag die bezeten was door een demon. De man was aan het schreeuwen en zorgde voor opschudding. Jezus beval de demon uit de man te komen en de man was genezen. Tijdens zijn bediening bleef Jezus wonderen verrichten. Hij genas zieken, blinden en kreupelen. Hij wekte zelfs de doden weer tot leven. Deze wonderen dienden om te bewijzen dat Jezus de Zoon van God was en de macht had om de mensheid van hun zonden te redden.
De wonderen opgetekend in de evangeliën;
- Veranderde water in wijn op de bruiloft in Kana — Johannes 2:1-11
- Genas de zoon van de edelman die op sterven lag in Kafarnaüm — Johannes 4:46-54
- Genas een bezetene in de synagoge in Kafarnaüm — Marcus 1:21-28, Lucas 4:38-39
- Geneest Peters schoonmoeder die hoge koorts had — Matt 8:14-17, Markus 1:29-31, Luke 4:38-39
- Genas velen en wierp demonen uit bij zonsondergang — Marcus 1:32-34, Lucas 4:40-41
- Gaf een wonderbaarlijke visvangst aan discipelen terwijl Hij met hen in de boot was – Lukas 5:4-11
- Genezen een melaatse — Matt 8:2-4, Marcus 1:40-45, Lucas 5:12-16
- Genezen verlamde dienaar van centurio in Kafarnaüm — Matt 8:5-13, Lukas 7:1-10
- Een verlamde genezen (door het dak naar beneden laten gaan) — Matt 9:2-8, Marcus 2:1-12, Lucas 5:17-26
- Genas een verschrompelde hand in de synagoge op de sabbat — Matt 12:9-14, Marcus 3:7-12, Lucas 6:17-19
- Verhoogde zoon van weduwe in Naïn – Lukas 7:11-17
- Kalmte een storm — Matt 8:22-23, Marcus 4:36-41, Lucas 8:23-25
- Drijf een legioen demonen uit — Matt 8:28-34, Marcus 5:1-20, Lukas 8:26-39
- Genas een vrouw met een bloedvloeiing — Matt 9:20-22, Markus 5:24-34, Luke 8:42-48
- Voedde de dochter van Jaïrus op — Matt 9:23-26, Markus 5:35-43, Luke 8:49-56
- Genas twee blinde mannen — Matt 9:27-31
- Genas een stomme bezetene — Matt 9:32-34
- Genas een kreupele man bij de Poel van Bethesda — Johannes 5:2-15
- Genezen velen, voedden vijfduizend mannen (plus vrouwen en kinderen) — Matt 14:13-21, Marcus 6:30-44, Lucas 9:10-17, Johannes 6:1-14
- Liep op het water en kalmeerde een storm — Matt 14:22-33, Marcus 6:45-52, Johannes 6:16-21
- Veel zieken genezen in Gennesaret (ze raakten Zijn kleed aan) — Matt 14:34-36, Markus 6:35-56
- Genas een vrouw van de door demonen bezeten dochter van Kanaän — Matt 15:21-28, Markus 7:24-30
- Genas een dove en stomme man – Marcus 7:31-37
- Genezen velen en voedden vierduizend mannen (plus vrouwen en kinderen) — Matt 15:29-39, Marcus 8:1-10
- Genezen blinde man van Bethsaïda – Marcus 8:22-26
- Genas een man die blind geboren was (smeer klei op zijn ogen) – Johannes 9:1-7
- Genezen demonische jongen — Matt 17:14-19, Marcus 9:14-29, Lucas 9:37-43
- Gaf een muntstuk in de bek van een vis om belasting te betalen — Matt 17:24-27
- Genezen blinde, stomme, door demonen bezeten man Matt 12:22-23, Marcus 3:20
- Genas een kreupele vrouw op de sabbat — Lukas 13:10-13
- Genas een man met waterzucht op de sabbat — Lukas 14:2-6
- Reinigde tien melaatsen op weg naar Jeruzalem — Lukas 17:11-14
- Wekte Lazarus op uit het graf in Bethanië – Lukas 14:2-6
- Genezen twee blinde mannen (Bartimeüs en een ander) in de buurt van Jericho — Matt 20:29-34, Markus 10:46-52, Luke 18:35-43
- Verdorde de vijgenboom op de weg van Betanië — Matt 21:18-22, Markus 11:12-14
- Genas het afgehakte oor van de Hogepriester (toen Hij werd gearresteerd) – Lukas 22:51
- Staan op uit de dood — Matt 28:1-20, Marcus 16:1-19, Lucas 24:1-53, Johannes 20:1-31
- Gaf een wonderbaarlijke visvangst aan discipelen terwijl Hij aan de oever stond — Johannes 21:1-8