Eigenlijk is dit het verhaal van Rebekka (Hebr.: Rivka)! Niet van Izaäk. Rebekka betekent “verbinden” of “strik” of “bindkoord”. Interessant is de betekenis voor een vrouw: de schoonheid van een vrouw waarmee de man gestrikt of betoverd wordt. Later spande zij een strik voor haar man door hem met de zegen te bedriegen. Rebekka is tussen de 120 en 134 jaar oud geworden en werd begraven in de grot van Machpela (Hebron) waar ook Abraham, Sarah en Izaak begraven lagen.

Rebekka is het beeld van de bruid, de gemeente, van jou en van mij. Het gaat dus over jou en mij! Het spreekt over de toekomst: de eenwording van de bruidegom en de bruid zoals man en vrouw één vlees worden. Dan zullen wij één zijn met Hem.

Izaäk is de zoon van de belofte, en is in meerdere opzichten een oudtestamentische verwijzing naar de Messias, het ultieme beloofde Zaad uit Genesis 3: In Genesis 24 stuurt Abraham (de Vader) zijn knecht (de Heilige Geest) om een bruid (de gemeente) te zoeken voor Izaäk (het beloofde Zaad, de Zoon). Deze gebeurtenis vindt plaats na de ‘dood en opstanding‘ van het Beloofde Zaad in Genesis 22, uitgebeeld in het offer van Izaäk (het beloofde Zaad, de Zoon). Tenslotte brengt de Heilige Geest, (de knecht) de bruid bij de Zoon, die Zijn bruid tegemoet gaat.
Dat tegemoet gaan, is dan ook de centrale as van dit gedeelte. Hij de Zoon van God gaat Zijn bruidsgemeente tegemoet. 1 Tess 4:17:
1 Thessalonicenzen 4:17 Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij   altijd bij de Heere zijn.
Het valt op dat de bruid de Bruidegom niet automatisch herkent. Het is de Heilige Geest die onthult Wie Hij voor haar is.

De vader: vs 1-9

De vader had zijn zoon lief en wilde een bruid voor hem. Hij had geloof dat God zich aan Zijn belofte zou houden: Genesis 12:2 Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn.
Hier is duidelijk het beeld van de hemelse Vader die een bruid verwerft voor Zijn Zoon!

1 Abraham nu was oud en op dagen gekomen en de HEERE had Abraham in alles gezegend.
2. Toen zei Abraham tegen zijn dienaar, de oudste van zijn huis, die alles wat hij had, beheerde: Leg toch uw hand onder mijn heup.
Een oud gebruik om je hand op het dijbeen te leggen als teken van overeenkomst. Vandaag zouden we zeggen “hand er op!” of een eed afleggen of een notarieel document tekenen. Maar het was ook een teken van berouw en onderwerping.
Jeremia 31:19 Want nadat ik bekeerd was, heb ik berouw gekregen. Nadat ik met mijzelf bekend ben gemaakt, heb ik mij op de heup geslagen. Ik ben beschaamd, ja, ook te schande geworden,omdat ik de smaad van mijn jeugd meedraag.
Ezechiël 21:12 Schreeuw het uit en weeklaag, mensenkind, want het is tegen Mijn volk gericht, het is tegen alle vorsten van Israël gericht. Zij zijn met Mijn volk aan het zwaard prijsgegeven. Sla daarom op uw heup,

3. Ik wil u laten zweren bij de HEERE, de God van de hemel en de God van de aarde, dat u voor mijn zoon geen vrouw zult nemen uit de dochters van de Kanaänieten te midden van wie ik woon,
4. maar dat u naar mijn vaderland en mijn familiekring gaat om voor mijn zoon Izak een vrouw te
nemen.
Ook was in die tijd gebruikelijk dat men trouwde binnen de (brede) familie. Zeker wilde Abraham dat, omdat hij te midden van Nephilim volken leefde die verontreinigd DNA hadden. Denk aan de zuivere bloedlijn van de Messias….

5. En de dienaar zei tegen hem: Misschien zal die vrouw mij niet willen volgen naar dit land. Zal ik dan uw zoon terug moeten brengen naar het land waaruit u vertrokken bent?
6. Abraham zei tegen hem: Wees op uw hoede dat u mijn zoon daar niet terugbrengt!
7. De HEERE, de God van de hemel, Die mij uit mijn familie en uit mijn geboorteland weggehaald heeft, Die tot mij gesproken heeft en Die mij gezworen heeft: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven – die God zal Zijn engel voor u uit sturen, opdat u voor mijn zoon daarvandaan een vrouw zult nemen.
8. Maar als die vrouw u niet wil volgen, dan bent u vrij van deze eed aan mij; breng mijn zoon echter niet daarheen terug.

Eliëzer zegt dat de vrouw misschien niet mee wil komen. Abraham is heel duidelijk: Izak mag zeker niet naar Mesopotamië trekken. Kanaän is het land dat de HEERE aan Abrahams nageslacht zal geven. Als Izak het land verlaat, geeft hij Gods belofte prijs. Abraham gelooft dat de HEERE Zijn engel mee zal zenden om te helpen een vrouw voor Izak te vinden. Gaat ze niet mee, dan is Eliëzer onschuldig.
Let op hoe de bruid gezocht wordt en dat zij naar het land Kanaän gebracht moet worden. Hoe anders is dat bij Hagar en Ismaël in Genesis 21:21:

Hij woonde in de woestijn Paran en zijn moeder nam een vrouw voor hem uit het land Egypte.
(Hij woonde in de maatschappij en nam een vrouw uit de wereld)

9. Toen legde de dienaar zijn hand onder de heup van Abraham, zijn heer, en hij zwoer hem dat.

De dienstknecht: vs 10-49

Deze had de zoon van de vader lief en vroeg om Gods leiding. God beloonde zijn geloof. Rebekka had geen idee dat een kleine daad van vriendelijkheid haar hele leven zou veranderen. Dat kan ook in ons leven zo zijn.
De dienstknecht sprak over zijn heer en niet over zichzelf. Hij at niet eerder dan dat hij de boodschap van zijn heer had overgebracht. Dit zien we ook in Joh 4:
Johannes 4:31 En intussen vroegen de discipelen Hem: Rabbi, eet toch iets.
32. Maar Hij zei tegen hen: Ik heb voedsel te eten waarvan u geen weet hebt.
33. De discipelen dan zeiden tegen elkaar: Iemand heeft Hem toch niet te eten gebracht?
34. Jezus zei tegen hen: Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng.

10. Daarop nam de dienaar tien kamelen van de kamelen van zijn heer en ging op weg met allerlei kostbaarheden van zijn heer bij zich. Zo stond hij op en ging hij op weg naar Mesopotamië, naar de stad van Nahor.
11. Buiten die stad liet hij de kamelen neerknielen bij een waterput, tegen de avond, tegen de tijd waarop de vrouwen water komen putten.

De knecht stelt een karavaan van tien kamelen samen, pakt allerlei geschenken in, en gaat op weg. Met de ‘stad van Nahor’, de broer van Abraham en de naam van de grootvader van Abraham, wordt een stad vlakbij Haran bedoeld. Het is een lange reis. Hij komt aan bij de put tegen de tijd dat de putsters water zullen komen putten.
De put stond meestal buiten het dorp aan de hoofdweg. Soms moest men ver lopen. Rebekka zal waarschijnlijk tweemaal per dag water putten: s’morgens en s’avonds. De put was een plek van sociale contacten waar men elkaar ontmoette. We zien dat ook in Johannes 4.

12. Toen zei hij: HEERE, God van mijn heer Abraham, laat het mij vandaag toch gebeuren en bewijs Uw goedertierenheid aan Abraham, mijn heer.
13. Zie, ik sta bij deze waterbron en de dochters van de mannen van de stad komen om water te putten.
14. Laat het zo zijn dat het meisje tegen wie ik zeg: Laat toch de kruik van uw schouder zakken, zodat ik kan drinken, en dat zal zeggen: Drink, en ik zal ook uw kamelen te drinken geven, dat zij het meisje is dat U voor Uw dienaar Izak bestemd hebt. Daaraan zal ik dan weten dat U mijn heer goedertierenheid bewezen hebt.

We zien hier dat Eliëzer veel van Abraham geleerd had, namelijk in geloof afhankelijk zijn. Leert jouw omgeving ook van jou dat je in afhankelijkheid van God leeft?  Laat je zien dat je bij elke stap God om Zijn leiding vraagt?
Het was een goede gewoonte, zelfs een plicht, dat de vrouwen water putten voor vermoeide reizigers. Maar die verplichting bestond niet voor dieren…..
Daaraan kon Eliëzer zien hoe het hart van degene was aan wie hij het vroeg.

15. En het gebeurde, voordat hij uitgesproken was, dat, zie, Rebekka de stad uit kwam, die bij Bethuel geboren was, de zoon van Milka, de vrouw van Nahor, de broer van Abraham; zij had haar kruik op haar schouder.
16. Het meisje was erg knap om te zien, een maagd: geen man had gemeenschap met haar gehad. Zij daalde af naar de bron, vulde haar kruik en klom weer naar boven.

Hoewel Rebekka knap van uiterlijk was, gaat het vooral om innerlijke schoonheid. Hoe is het hart? Of vinden wij ons uiterlijk belangrijker dan de schoonheid vanbinnen. De schoonheid van binnen vinden we in Galaten 5: 22:
liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.

17. Toen liep de dienaar snel naar haar toe en vroeg: Laat mij toch wat water uit uw kruik drinken.
18. Zij zei: Drink, mijn heer; en zij haastte zich en liet haar kruik op haar hand glijden en gaf hem te drinken.
19. Toen zij hem genoeg had laten drinken, zei zij: Ik zal ook voor uw kamelen water putten, totdat ze genoeg gedronken hebben.
20. Zij haastte zich en goot haar kruik leeg in de drinkbak en liep snel weer terug naar de put om water te putten. Zij putte voor al zijn kamelen.
21. De man sloeg haar zwijgend gade om te weten te komen of de HEERE zijn weg voorspoedig gemaakt had, of niet.

Eliëzer bidt de HEERE, de God van Abraham, of de vrouw die hem en zijn kamelen water te drinken zal geven, de vrouw voor Izak mag zijn. Nog eer hij zijn gebed beëindigd heeft, nadert Rebekka, de dochter van Bethuël, zoon van Milka en Nahor. Op Eliëzers vraag geeft ze hem te drinken, maar biedt ook aan de kamelen water te geven. Eliëzer is diep verwonderd over deze gebedsverhoring.

Kamelen drinken veel water. Na een week kon dat oplopen tot 100 liter per kameel. Een kruik is groot en zwaar. Rebekka moet daar dus een hele klus aan gehad hebben: 10 kamelen = 10 x 100 liter = 1000 liter = 1 Kuub water!). Ze deed dit zonder morren en toonde dat zij meer wilde doen dan noodzakelijk was.
Ben jij ook bereid om te dienen? Meer dan het noodzakelijke?

22. En het gebeurde, toen de kamelen genoeg gedronken hadden, dat de man een gouden ring pakte, waarvan het gewicht een halve sikkel was, en twee armbanden voor haar armen, waarvan het gewicht tien sikkel goud was,
(Een sikkel is 10-13 gram: dus ca 6 gram zilver en ca 120 gram goud)
23. en hij vroeg: Van wie bent u een dochter? Vertel het mij toch. Is er in het huis van uw vader plaats voor ons om te overnachten?
24. Zij zei tegen hem: Ik ben de dochter van Bethuel, de zoon van Milka, die zij Nahor gebaard heeft.
(Bethuel was wel erg oud en Laban, haar broer, beheerde de familiezaken)
25. Verder zei ze tegen hem: Er is bij ons zowel stro als voer in overvloed, en ook plaats om te overnachten.
26. Toen knielde die man en boog zich voor de HEERE neer.
27. Hij zei: Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die mijn heer Zijn goedertierenheid en Zijn trouw niet onthouden heeft. Wat mij aangaat, de HEERE heeft mij op deze weg geleid naar het huis van de broeders van mijn heer.
(Eliezer was blijkbaar op de hoogte van de familierelaties van Abraham)

Op zijn vraag vertelt Rebekka dat er voldoende plaats is om bij hen thuis te overnachten. Voor de kamelen is er genoeg voeder. Eliëzer geeft haar gouden sieraden mee. Opvallend is dat het eerste gebed na zijn gebedsverhoring opnieuw een gebed is, een dankgebed. Hij dankt de HEERE voor Zijn leiding in het leven van Abraham en op zijn eigen reis.

28 Het meisje liep snel weg en vertelde in het huis van haar moeder wat er gebeurd was.
29. Nu had Rebekka een broer, en zijn naam was Laban. Laban liep snel naar die man toe, de stad uit, naar de bron.
30. En het gebeurde, toen hij de ring gezien had, en de armbanden aan de armen van zijn zuster, en toen hij de woorden van zijn zuster Rebekka gehoord had, die zei: Zo en zo heeft die man tot mij gesproken, dat hij naar die man toe ging; en zie, hij stond bij de kamelen bij de bron.
31. Hij zei: Kom binnen, u die door de HEERE gezegend bent. Waarom zou u buiten blijven staan, terwijl ik het huis in gereedheid heb gebracht, evenals een plaats voor de kamelen?
32. Toen ging die man mee naar het huis. Men zadelde de kamelen af, gaf de kamelen stro en voer, en bracht water om zijn voeten en de voeten van de mannen die bij hem waren te wassen.
 33. Daarna werd hem te eten voorgezet, maar hij zei: Ik zal niet eten voordat ik mijn woorden gesproken heb. Laban zei: Spreek.
34. Toen zei hij: Ik ben een dienaar van Abraham.
35. De HEERE heeft mijn heer rijk gezegend, zodat hij een aanzienlijk man geworden is; Hij gaf hem kleinvee en runderen, zilver en goud, slaven en slavinnen, kamelen en ezels.
36. Sara, de vrouw van mijn heer, heeft mijn heer een zoon gebaard toen zij oud was, en alles wat hij heeft, heeft hij hem gegeven.
37. Mijn heer heeft mij laten zweren: U mag voor mijn zoon geen vrouw nemen uit de dochters van de Kanaänieten, in wier land ik woon,
38. maar u moet naar mijn familie en naar mijn geslacht gaan en daar een vrouw nemen voor mijn zoon.
39. Toen zei ik tegen mijn heer: Misschien wil die vrouw mij niet volgen.
40. Hij zei toen tegen mij: De HEERE, voor Wiens aangezicht ik gewandeld heb, zal Zijn engel met u meesturen en Hij zal uw weg voorspoedig maken, zodat u voor mijn zoon een vrouw kunt nemen uit mijn geslacht en uit mijn familie.
41. Slechts dan zult u vrij zijn van uw eed aan mij, als u naar mijn familie bent gegaan en zij haar niet met u meegeven. Dan bent u vrij van mijn eed.
42. Toen ik vandaag bij de bron aankwam, zei ik: HEERE, God van mijn heer Abraham, als U de weg die ik ga voorspoedig wilt maken –
43. zie, ik sta bij de waterbron – laat het dan zo gebeuren dat het meisje dat naar buiten komt om te putten, tegen wie ik zal zeggen: Geef mij toch wat water uit uw kruik te drinken,
44. en dat tegen mij zal zeggen: Drinkt u maar en ik zal ook water putten voor uw kamelen, dat zij de vrouw zal zijn die de HEERE bestemd heeft voor de zoon van mijn heer.
45. Nog voordat ik geëindigd had dit in mijn hart te spreken, zie, Rebekka kwam de stad uit, met haar kruik op haar schouder, en daalde af naar de bron en putte water. Ik zei tegen haar: Geef mij toch wat te drinken.
46. Zij haastte zich, liet haar kruik van haar schouder glijden en zei: Drinkt u maar, ik zal ook uw kamelen te drinken geven. Ik dronk en zij gaf ook de kamelen te drinken.
47. Toen vroeg ik haar en zei: Van wie bent u een dochter? Zij antwoordde: Ik ben de dochter van Bethuel, de zoon van Nahor, die Milka hem gebaard heeft. Toen deed ik een ring op haar neus en de armbanden aan haar armen.
(Hebr: nèzèm = oorrring of neusring. Er staat dus niet letterlijk neusring= sieraad op het voorhoofd tot op de neus. Overigens wel in Spreuken 11:22, daar is specifiek sprake van een neusring.
Spreuken 11:22 Een mooie vrouw zonder inzicht, is een gouden ring in een varkenssnuit.

Ik ga er hier van uit dat het om een ringversiersel tot op de neus gaat omdat in vers 30 het letterlijke woord “voorhoofdversiersel” wordt gebruikt.)
(Betuel: zie Genesis 22:20-24)
48. Ik knielde en boog mij neer voor de HEERE; ik loofde de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die mij op de goede weg geleid had om voor zijn zoon de dochter van de broeder van mijn heer tot vrouw te nemen.
49. Welnu, als u mijn heer goedertierenheid en trouw wilt bewijzen, vertel het mij; en zo niet, vertel het mij ook, dan kan ik mij naar rechts of links wenden.

De dienstknecht begint met een gebed (vs 12) en eindigt met een gebed (vs 48)

De bruid: vs 50-60

De bruid had niets anders om zich een oordeel mee te vormen dan de schatten die ze zag en de woorden die zij hoorde van Eliezer, de dienstknecht.
Hoewel de omgeving aandrong op uitstel nam zij een geloofsbeslissing en zei:” Ik zal meegaan”.  Dit is hetzelfde als “tot geloof komen”: de Geest spreekt in je hart en toont alle schatten van de Heere Jezus en vervolgens vertrouwen je Hem en geef je hart.
1 Petrus 1:8 Hoewel u Hem niet gezien hebt, hebt u Hem toch lief. Hoewel u Hem nu niet ziet, maar gelooft, verheugt u zich met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, 9. en verkrijgt u het einddoel van uw geloof, namelijk de zaligheid van uw zielen.

50. Laban en Bethuel antwoordden: Dit komt bij de HEERE vandaan. Wij kunnen tegen u niets meer ten kwade of ten goede zeggen.
51. Zie, Rebekka staat voor u. Neem haar mee en ga heen: laat zij de vrouw van de zoon van uw heer worden, zoals de HEERE gesproken heeft.
52. En het gebeurde, toen de dienaar van Abraham hun woorden hoorde, dat hij zich ter aarde neerboog voor de HEERE.
53. Daarna haalde de dienaar zilveren en gouden sieraden tevoorschijn en kledingstukken, en gaf die aan Rebekka. Ook haar broer en haar moeder gaf hij kostbaarheden.
54. Toen aten en dronken zij, hij en de mannen die bij hem waren, en overnachtten daar. Zij stonden ’s morgens op en hij zei: Laat mij gaan, terug naar mijn heer.
55. Haar broer en haar moeder zeiden daarop: Laat het meisje nog een dag of tien bij ons blijven, daarna kunt u gaan.

Hier zien we dat een uitstel van een geloofsbeslissing niet goed is. Neem het voorbeeld van Rebekka.

56. Maar hij zei tegen hen: Houd mij niet op; de HEERE heeft immers mijn weg voorspoedig gemaakt. Laat mij gaan, dan ga ik terug naar mijn heer.
57. Toen zeiden zij: Laten we het meisje roepen en haar mening vragen.
58. Zij riepen Rebekka en vroegen haar: Wil je met deze man meegaan? Zij antwoordde: Ik zal meegaan.
59. Toen lieten zij Rebekka, hun zuster, en haar voedster en de dienaar van Abraham en zijn mannen vertrekken.
60. Zij zegenden Rebekka en zeiden tegen haar: Zuster van ons, word tot duizenden van tienduizenden en laat jouw nageslacht in bezit krijgen de poort van zijn vijanden.

De bruidegom: vs 61-67

Die zagen we voor het laatst op de berg met zijn vader (Hfst 22). Net zoals Jezus voor het laatst na zijn dood en opstanding gezien werd.  Maar nu komt Hij de bruid tegemoet in de avond. Vlak vóórdat de nacht valt (de grote verdrukking) komt de bruidegom (de Heere Jezus) de bruid (de gemeente) tegemoet. Dan zullen we Hem zien en Hem gelijk zijn. Vs 63: Izaak is de eerste die Rebekka ziet. Bidden betekent hier ook: mediteren of overdenken.
Zij herkent de bruidegom niet (vs 65).

61. Rebekka en haar dienaressen stonden op, bestegen de kamelen en volgden de man. Zo nam die dienaar Rebekka mee en vertrok.
62. Izak kwam inmiddels uit de richting van de put Lachai-Roï; hij woonde namelijk in het Zuiderland.
63. Izak ging tegen het vallen van de avond naar buiten om te bidden in het veld. Hij sloeg zijn ogen op, en zag, en zie, er kwamen kamelen aan.
64. Ook Rebekka sloeg haar ogen op en zag Izak; zij liet zich snel van de kameel glijden.
65. Zij zei tegen de dienaar: Wie is die man die ons in het veld tegemoet komt lopen? De dienaar
antwoordde: Dat is mijn heer. Toen pakte zij haar sluier en bedekte zich.
66. De dienaar vertelde Izak al de dingen die hij gedaan had.
67. Toen bracht Izak haar in de tent van zijn moeder Sara. En hij nam Rebekka en zij werd hem tot vrouw en hij had haar lief. Zo vond Izak troost na de dood van zijn moeder.

Hier is er het beeld van onze tijd op aarde totdat we de Heer zullen ontmoeten.
Rebekka, als beeld van de gemeente, als beeld van jou en mij, gaat met de dienaar (de Heilige Geest met wie wij verzegeld zijn) op reis naar haar bruidegom. Zo zijn wij, die “ja” tegen Jezus hebben gezegd vandaag tijdens ons aardse leven op weg naar de Bruiloft van het Lam nadat we Jezus ontmoet hebben, hetzij na onze dood, hetzij na de opname.
Het blijkt dat de gemeente (dus de gelovige, dus jij) Jezus nog nooit gezien hebben en dus ook niet meteen herkennen. Maar meteen hoort zij wie Hij is.
Onderweg is Rebekka natuurlijk erg nieuwsgierig en vraagt ongetwijfeld de knecht het hemd van zijn lijf over de Zoon. Is dat bij jou ook zo? Wil je Jezus steeds beter leren kennen tijdens je aardse reis? Immers de Heilige Geest (de knecht) onderwijst je over Jezus en hoe meer je van Hem gaat houden. Zie je hoe belangrijk het is om samen de Bijbel te bestuderen op zondagochtend en met Bijbelstudies!

1 Johannes 3:1 Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: dat wij kinderen van God worden genoemd. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent.
2. Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is.